Achtdaagse trektocht door de Apennijnen
We zijn diep onder de indruk van Sibillini’s ruige kammen en pieken, van de kale vlaktes en de uitgestrekte bergweides vol wilde bloemen. Na drie van de acht dagen wandelen is het gemiddelde cijfer een 8,5.
Fotografie: Margriet Spangenberg
Een regenbui die een dag lang duurde – ‘Tempo brutissimo!’, had Fausto voorspeld -, een kilometerlang steenpad steil de diepte in, en een dorp, óns dorp, waar de bussen rijen dik waren geparkeerd. Het stond allemaal in mijn dagboek, maar ik herinnerde me er niets meer van. Wat nog vers in mijn geheugen lag zijn de waanzinnige weiden vol bloemen. De opbollende heuvels met eenzame dorpjes waar rivieren doorheen denderen. De vrouwen die smoezelden over onze dijen. ‘What’s going down, must go up’ – zei Bas tegen een van de stokoude wijfies, terwijl hij in zijn gespierde dijbenen prikte.
Het begin | De ochtend begon met zoete broodjes, sterke koffie en sappige perziken. Het is dag 1 van onze Grande Anello dei Sibillini, afgekort GAS, een achtdaagse trektocht door het Sibillini-gebergte, door Nationaal Park Monte Sibillini, gelegen in de centrale Apennijnen. We zullen vandaag wandelen tot Balzo. In t-shirt en royaal ingesmeerd met zonnebrandcrème, het is nu al snikheet. De Monte Vettore (2476) steekt met kop en schouders boven de bergen uit. Ze ligt mooi te zijn op afstand, waarmee meteen het fijne van de GAS duidelijk wordt: je mag en kan de Sibillini-toppen óp, maar erlangs is mooi genoeg.
Schaduw en ijsjes | Margriet zit op haar knieën in de berm. Haar camera schiet alle kanten op. De bermen staan vol wilde bloemen, witte, blauwe, paarse, rode, roze, lila, oranje en gele. Tot ver over de heuvels kun je die bloemenpaden zien slingeren, van gehucht naar gehucht. Zoals ook Tofe, dat in een vallei ligt die diep is uitgesleten door de rivier de Aso. Vanaf Tofe wandelen we door een fraai kastanjebos, klimmen vervolgens naar een zonovergoten veld vol kniehoog gras. Even verderop ligt het gehucht Altino. Het heeft een kerkje, een fontein met drinkwater, een berghut, schaduw en ijsjes. ‘Precies op tijd’, zegt Margriet. De straaltjes zweet gutsen over onze ruggen. Daarna gaat het bergafwaarts, over hellingen waar het geurt naar tijm en andere kruiden. We steken een paar stroompjes over en verdwijnen tussen de beukenbomen. Dan duikt de Monte Vettore op, een spitse berg met een duidelijke kam, de groeven en geulen vol schaduw, als een getekend gezicht in de felle zon.
Villa Emma | De Monti Sibillini-keten is ongeveer 30 kilometer lang, noord-zuid gericht en onderdeel van de Apennijnen. Het gebergte heeft brede valleien en beboste hellingen die steil aflopen naar de meer vruchtbare en bewoonde randen. Wat vooral opvalt is de kaalheid, er zijn maar weinig bomen boven de 1500 meter, de rest is gekapt zodat de schapen (ooit 400.000) lekker kunnen grazen. Maar er wordt ook op de heuvels gewoond, tot een paar jaar terug voornamelijk boeren en houthakkers. Het leven speelt zich af in middeleeuwse dorpjes, in boerenhuizen rond piepkleine kerkjes, met een paar akkers, ingeklemd tussen kreupelhoutbosjes en struiken.
Villa Emma ligt in zo’n dorp, dat zo te zien vooral bewoond wordt door mannen in grijze broeken, opgehouden door riemen, en losgeknoopte overhemden. Ze zitten buiten voor de bar waar Emma werkt, ‘onze’ Emma van Villa Emma in Balzo. Villa Emma heeft alles: een piepkleine maar lekkere douche, snoezige terracotta tegels, gehaakt beddensprei, luiken, grote houten kast met spiegel en tv. En Emma wil ons morgen best even óp de route afzetten, want Villa Emma in Balzo ligt dat net niet.
Smoezerdesmoes | Emma weet precies waar we zijn moeten. ‘Steil omhoog’, wijst ze, door het bos, en daarna weer omlaag naar Astorara, door brandnetels en over stenen. Bas gaat voorop, zwiepend met zijn stokken de stekende struiken neersabelend. Dat levert een ieniemieniepaadje op de diepte in, eindigend op het dorpsplein van Astorara. Twee vrouwen repareren een matras in de open lucht. Kwebbeldekwebbel. Smoezerdesmoes. Ze knikken naar elkaar. Ze schatten onze benen in. Zijn die sterk genoeg? Het pad stijgt opnieuw. Weer dwars door fraaie bloemenvelden, dan een hellingbos vol geurende dennenbomen en hier en daar een open plek met ongelooflijk mooie uitzichten. Zo trekken we om de Monte Vettore heen. En niet eróver, zo fijn..
Goedmakertje | Pas op 1360 meter houdt het stijgen op . In de laatste strepen zon zien we de Forca di Presta oplichten. De hut op deze splitsing van paden was al maanden geleden volgeboekt. Als goedmakertje had de waard door de telefoon beloofd drie glazen grappa voor ons klaar te zetten. Die afspraak kan hij zich niet herinneren, geen gratis grappa, en de suppa di lettuchina (linzensoep) – de specialiteit van de streek – is op, maar kastanjesoep is er wel en bovendien is het gezellig binnen. Zo gezellig dat we de aanstormende donderwolken niet opmerken. Ze komen tot uitbarsting als we door de velden lopen waar die linzen groeien. Een uitgestrekte vlakte is dat, de Piano Grande, uitgespannen als een hangmat en bewerkt door de boeren uit Castelluccio. Het is een lappendeken van linzenvelden in groen, blauw, geel, rood, wit, afhankelijk van de bloeiperiode. Als de lucht het diepste paars heeft bereikt dat je je maar kunt voorstellen schiet de eerste bliksem door het dal, gevolgd door een wolkbreuk. En midden onder die breuk rennen wij en krijgen net iets te laat een lift.
Linzen en regenflarden | Castelluccio is een dorp waar de ‘prodotti tipico’ – hammen, kazen, wijnen – de etalages vullen, het linzenlandschap rondom is een plaatje. Via een lange, langzaam stijgende weg verlaten we Castelluccio. Het is prachtig weer, maar toch wordt het niet de onbezorgde dag die we hadden verwacht. De zon maakt plaats voor mist en mist wordt mist met dikke flarden regen. Na een pijnlijke afdaling door de Valle delle Grotte over een pad vol stenen en natte bladeren komen we in Campi Vecchio. Het is een fraai gehucht met sjieke rustieke vakantiehuizen, waartussen ook onze rifugio staat.
De volgende dag begint de zomer. Om dat te vieren komt de regen bij bakken tegelijk naar beneden. Het maakt dat alles heerlijk ruikt, naar tijm en andere kruiden, en dat het pad verandert in een modderstroom. Maar heel erg vinden we dat niet, zo mooi is het om ons heen. Een dal vol stilte waar wat boerderijtjes lijken te zweven in de mist. Hoge dennen en rode klaprozen. De toegang tot Visso bestaat uit een stenen boog, we passeren zandkleurige huizen, zien een riviertje snoeihard door de stad stromen en vinden in een verlaten winkelstraat de lavanderia. ‘Of morgen de was klaar kan zijn?’ No, schudt de wasserettevrouw spijtig. ‘Om te drogen hebben we de zon nodig, en die komt voorlopig niet.’
Odysseus | Ook de volgende dag zijn de Sibillini gehuld in prachtige grijze wolken. We blijven in Visso, de officiële startplaats van de GAS. We drinken iets in de plaatselijke bar, die volgens Italiaanse gewoonte is aangelegd op de plek waar de meeste uitlaatgassen samenkomen, en zien aan de wand wat foto’s. Eén toont een bebloed zwijn. Een ander met enorme pootafdrukken. ‘Van Ozzi’, zegt een café-gast, en doet een beer na. Bij een bezoek aan het kantoor van het Sibillinipark wordt het bevestigd, er is een beer in de Monte Sibillini: niet Ozzi, maar Ulisse, Odysseus, geheten vanwege zijn lange reis van de Abruzzen naar Sibillini. ‘He need a wife’, is wat men van ‘m weet.
De westkant | Route gaat langs de twee torens van Visso steil de stad uit, via mooie paadjes door bossen en weiland met uitzicht op de meest noordelijke Sibillini bergen. We zien brem, kamperfoelie, jeneverbes, lathyrus. Op z’n mooist is de route waar hij zigzaggend door de velden afdaalt naar het Santuario di Macereto. Diagonaal over een flank – nagestaard door een kudde paarden – volgen we steenmannetjes, in de richting van de woeste pieken van het Sasso gebied. Bij een droge waterbron buigen we af, onderlangs La Banditella, een langgerekte bultige berg begroeid met gras, rozenbottel, braam en distel. Deze westkant van de Sibillini is droger, borsteliger dan de oostkant.
Rad van fortuin | Tot ver zien we het pad over de flank van de Banditella slingeren. Het duikt omlaag naar Cupi dat een stuk groter is dan we ons hadden voorgesteld. Er loopt zelfs een asfaltweg door de handvol huisjes, en er is een winkeltje waar zelfgemaakte kaas wordt verkocht. De rifugio is de spil van het dorp. Daar koop je je brood, groenten en biertje. Vanavond zijn er maar vier gasten, onszelf meegerekend. Een enorme kudde schappen klingelt onder het slaapkamerraam door. Katten schieten weg, deuren zijn vergrendeld met kettingen, we zien dichtgespijkerde luiken, maar ook een publicatiebord waarop de balans van vorig jaar is geprikt. Uitgaven: 8801 euro (spettacoli en musica: 1030). Inkomsten 10232. Over in kas: 1431 euro met dank aan het ruote della fortuna, het rad van fortuin. Denk niet dat er niets gebeurt in Cupi. Nog twee dagen wandelen en onze tocht zit erop.
Informatie Grande Anello dei Sibillini (GAS)
- De wandelroute | De Grande Anello dei Sibillini, kortweg GAS genoemd, is een 8-daagse rondtocht in de Apennijnen.
- Gebied | Sibillini National Park, dat zich uitstrekt over de regio’s Umbrië en Marche in midden-Italië.
- Afstand | De GAS is in totaal 120 km, opgesplitst in 8 deeltrajecten, met als officiële startplaats Visso en de volgende plaatsen als aanbevolen tussenstations: Cupi, Fiastra, Monastero, Rubbiano, Colle di Montegallo, Colle le Cese en Campi Vecchio.
- Karakteristiek | Bergwandeling over grazige weiden met afdalingen in valleien en klims door bossen en velden. Onderweg enkele dorpjes en zicht op tweeduizenders rondom. Hoogste berg van de Sibillini is de Monte Vettore (2476 m).
- Markering | Rood-wit-rood plus geschilderde G.
- Wandelgidsen | Er zijn verschillende routegidsen van de GAS, bijvoorbeeld de zeer uitgebreide Italy’s Sibillini National Park, walking and trekking guide, uitg. Cicerone. En Grande Anello Sibillini, Circular route of the Sibillini, 9 days on foot around the Park.
- Kaart | Een handige kaart is kaart 60/61 Monti Sibillini (met Cascia en Norcia), 1:25.000 waarop de GAS is ingetekend, evenals campings en rifugio’s.
- Hoe zwaar? | Lichte tot middelzware tocht, een goede conditie is mooi meegenomen. Geen technische moeilijkheden, goed begaanbare paden, soms een lange lastige afdaling over stenen. Hoogte wandelpad tussen 600 en 1794 meter.
- Overnachten | Op dagafstand wandelen kun je overnachten in dorpen (hotelletjes, pension) of in rifugio’s in de bergen. Reserveren in hoogseizoen (juli/augustus) is aan te bevelen.
- Beste tijd | Maart – mei (overdosis wilde bloemen), of september – oktober (warme herfstkleuren, heldere luchten).
- De reis | Trein, vliegtuig, auto. Utrecht – Visso is 1580 km.
- Handige sites en adressen
Officiële website van het Nationaal Park Monti Sibillini.
Tips voor wandel(dag)tochten in N.P. Monti Sibillini.
Nederlandse gids in de Monti Sibillini.
Klik na openen pdf op pijltje naar links om terug te keren op de site.